We worden geboren met lichamelijkheid. Het bewustzijn van ons lichaam ontstaat naarmate we ouder worden en ons lichaam gaan ontdekken: neem bijvoorbeeld een baby die de handen/voeten ontdekt, een kleuter die de geslachtsdelen ontdekt, het schoolkind die de (on)handigheid ontdekt, etc.Zodra je je lichaam ontdekt hebt, vergeet je ze en wordt het gepasseerd bewustzijn: je hebt voeten en je hebt niet in de gaten dat die je ergens brengen, dat ze nu onder je lichaam zijn.Wij zijn ons eigenlijk niet bewust van ons lichaam, totdat ons lichaam niet doet wat wij willen dat die doet. (lees hier verder)
Zoals je hier zit zal je, tot nu, je waarschijnlijk niet bewust zijn dat je zitbotjes de stoel raken, of je voeten op de grond staan, totdat je je aandacht daarop richt. Als je je lichaam niet bewust bent dan noemt de literatuur dit het gepasseerde lichaam.
Lichaamsbewustzijn
Ons lichaam is de stilzwijgende basis van waaruit we de wereld leren kennen (Mulderij, 1997). Stilzwijgend, omdat we ons daar meestal niet van bewust
zijn. Alles wat we doen is lichamelijk en niets van wat we doen is denkbaar zonder dat we een lichaam hebben (Glas, 1995). De fenomenologie noemt dit lichaam het geleefde lichaam. Het is het lichaam dat ik ‘ben’, het vanzelfsprekende lichaam, het lichaam dat vertrouwd is en waarvan men zegt ‘van mij’. Het is het lichaam dat als een soort achtergrond wel steeds verondersteld is, maar dat zich tegelijk voortdurend tot buiten zichzelf uitstrekt. De fenomenologie wijst op de vervlechting van het lichamelijke en het geestelijke in het geleefde lichaam (ibid). Deze fenomenologische visie beschrijft het begrip lichamelijkheid.
Een onderdeel van die lichamelijkheid is het bewustzijn. Damasio (2003) zegt dat het bewustzijn de rite de passage is die een organisme in staat stelt een wetend organisme te worden (blz. 36). Gyllesten (2003) zegt hierover: het woord ‘bewustzijn’ betekent “volledige mentale aanwezigheid in het hier en nu waarbij grenzen worden geaccepteerd.” Siegel (2010, p. 14) zegt: “bewustzijn is een soort gefocuste aandacht die ons in staat stelt om de innerlijke werking van onze eigen geest te zien.”
Siegel (2010) splits het bewustzijn uit in verschillende aspecten die tezamen het ‘wiel van bewustzijn’ vormen, zie figuur 1. Dit ‘wiel van bewustzijn kan gezien worden als een methode om het bewustzijn te analyseren. Aan de rand van dit wiel zit alles waar aandacht aan kan worden besteed of waar we ons bewust van kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn gedachten, gevoelens, dromen, verlangens, herinneringen, lichamelijke sensaties en zintuigelijke sensaties. Iedere spaak is als het ware een aspect waarop de aandacht gericht kan worden (ibid).
De as is het inwendige, van waaruit je je bewust bent van alles wat er buiten en binnen je gebeurt. Het bewustzijn zetelt in de as en van daaruit kun je je aandacht op de verschillende punten op de rand van het wiel richten (ibid).
De aspecten van het ‘wiel van bewustzijn’ kunnen gevoeld worden in het lichaam. Dus alles waar je je aandacht op richt: of-, en waar dat te voelen is in het lichaam. Daarbij wordt het ‘wiel van bewustzijn’ als hulpmiddel gebruikt. Siegel (ibid) zegt dat het zelfvertrouwen versterkt als je je bewust wordt dat de verschillende spaken van het bewustzijn zijn verbonden met de as van het wiel. Alle spaken zijn onderdeel van het bewustzijn, en door bewustzijn kan de lichamelijkheid sterker worden (ibid).
Als de sensaties van de verschillende aspecten van het ‘wiel van bewustzijn’ zijn te voelen in het lichaam, dan is er sprake van lichaamsbewustzijn. Damasio (2003) omschrijft dat als: “alles wat het lichaam vertelt over hoe je je voelt en hoe het nu is”.
Als je je bewust bent van jezelf dan kan er nog intenser contact worden gemaakt: “met heel het wezen”. Maar je kunt nooit meer contact met de ander maken dan dat je contact met jezelf hebt. Daarbij heeft ieder werkelijk contact te maken met een aanraking op het niveau van de ziel. En ieder contact is een zaak van bewustzijn en aandacht.
Lichaamsbewustzijn en presentietheorie
Andries Baart is de geestelijk vader van de presentietheorie. In de presentietheorie wordt gesproken over “een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt en met hem interageert, en zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat en die in aansluiting daarbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie zij daarbij voor de ander kan zijn” (Baart, 2008, p.22). Dit gebeurt door het tot stand brengen van aansluiting bij, en afstemming op de leefwereld en levensloop van de ander en het aangaan van een relatie die zowel weldadig is, als richting geeft aan de gezochte hulp en steun (ibid). In deze theorie staat de relatie voorop (ibid.).
Siegel legt in zijn boek Mindsight (2010) een helder verband met ons brein; door ons vermogen om aandacht te focussen, bevordert dit de homeostase van lichaam en brein. Cerebraal verandert er wezenlijk iets als het bewustzijn zich richt op een aspect (ongeacht welk). Als zenuwcellen samen pulseren, dan raken ze met elkaar verbonden. Heel technisch gesproken: als er bewustzijn is over de staat van je lichaam, – de gevoelens in je buik, je spier die samentrekt, het ritme van je ademhaling – dan is er een krachtige bron van kennis. “De insulastroom die deze informatie en energie naar boven, naar de hersenen, stuurt kleurt ons corticaal bewustzijn en beïnvloedt de manier waarop we redeneren en beslissingen nemen. Je subcorticale bronnen zijn een toegangspoort naar een heldere vorm van bewustzijn” (Siegel, 2010, p. 87).
Het vergroten van het lichaamsbewustzijn kan nuttig zijn om ook het brein te beïnvloeden. Als er ‘iets niet lekker zit’ kan dat sneller worden opgemerkt en kan er sneller een oplossing worden gezocht. Daarbij kan een goed ontwikkeld lichaamsbewustzijn het zelfinzicht en zelfvertrouwen vergroten (Knaster, 2002). Immers; het wordt sneller opgemerkt of iets energie geeft of juist kost.
Volgens Siegel (2010) leidt het verhelderen van bewustzijn tot een expansie van de focus van zorgzaamheid en van identificatie met een groter doel. Dit leidt direct tot de grotere cirkel van compassie. “Als de resonantiecircuits zijn ingeschakeld kunnen we de gevoelens van een ander voelen en een corticale afdruk maken die ons laat begrijpen wat er mogelijk speelt in de geest van de ander – omdat die geest net zo is als de onze. Als we ons kunnen identificeren dan schakelen de resonantiecircuits in” (ibid. p.290).
Empathisch vermogen en aanraken
Bewustzijn ontwikkelt zich door zelfkennis. Vanaf de geboorte is het huidcontact de eerste vorm van communicatie waardoor wij onszelf leren kennen. Huidcontact is daarbij een eerste levensbehoefte. De huid is ons grootste orgaan en daarmee ons meest omvangrijke zintuig. Receptoren in de huid reageren op het contact met de aanmaak van oxytocine (de tegenhanger van adrenaline; het stresshormoon).
De oxytocine veroorzaakt een gevoel van welbehagen (Sluijter, 2002). Dit is de basis van veilige hechting. Door huidcontact ontwikkelt de tastzin zich. De huid is de grens tussen onszelf en de wereld. De tastzin is ons eerste referentiekader en deze hebben we nodig om onze plaats in de wereld in te nemen. Via de tastzin onderscheiden we ons en verbinden we ons met de wereld. Dankzij de tastzin ontwikkelen we een gevoel van zijn (ibid). Als er niets zou zijn om je van te kunnen onderscheiden en niets om je mee te verbinden weet je niet dat je bestaat. Iemand die goed in zijn vel zit gaat graag de wereld in. Hij is nieuwsgierig en leergierig. Hij heeft genoeg vrije energie om een veelheid van indrukken te onderscheiden en zich ermee te verbinden (ibid). Zonder gezonde aanrakingservaringen kennen kinderen hun grenzen niet. Je hebt lijfelijke ervaring met gewenste intimiteiten nodig om goed van fout te kunnen onderscheiden. Voldoende aangeraakte kinderen leren ook beter. Leren doe je niet alleen met je verstand. Het lichaam en de emoties vormen één geheel met het mentale systeem (ibid).
Aanbevelingen
Het helpt als mensen hun verhaal vertellen. Door het verhaal te vertellen wordt de ervaring verwoord. Het is belangrijk dat je je bewust bent van je ervaringen omdat van daaruit het zelfvertrouwen groeit. Met zelfreflectie krijg je een werktuig in handen om actief bij te dragen aan dit ‘zelfproces’ en meer mens te worden en een eigen identiteit te ontwikkelen in relatie tot de wereld om je heen.
Daarnaast kunnen anderen (opvoeders, begeleiders, Rebalancers) daar behulpzaam bij zijn door je hiertoe aan te zetten. Door gevoelens te erkennen, vragen te stellen, na te laten denken over alternatieven of door te onderhandelen.
Naast het eigen gevoel te doorgronden is het ook goed na te denken over andermans gevoelens. Dit helpt je het bovenbrein te trainen waardoor de empathie wordt vergroot.
Het is ook belangrijk om controle krijgen over de emoties en het lichaam. Door ademhalingstechnieken toe te passen, de gevoelens te uiten, of door te vertellen wat er in het lichaam gebeurt.
Door morele en ethische dilemma’s te bespreken, word je uitgedaagd om na te denken over je gedrag en de implicatie van je beslissing.
Door mijn onderzoek is duidelijk geworden dat reflecteren en zelfonderzoek effect hebben op het bewustzijn en daarmee op de verbondenheid met jezelf en de wereld om je heen. Door het lichamelijk contact kan er hechting ontstaan waardoor we ons met onszelf en de ander kunnen verbinden.